PARKEREN BIJ PICASSO
Ik ben soms een stresskip. In de volgende situatie bijvoorbeeld: We zijn een dagje in de Spaanse stad waar Pablo Picasso is geboren (even googelen als je het niet weet). We rijden het centrum in en zoeken een parkeerplek, niet altijd makkelijk in dit land. Door nauwe straatjes volgen we een route naar een parkeergarage. ‘Libre’, zegt het bord. Bij het binnenrijden zie ik het echter al. Het is zo’n miniatuurgarage met supersmalle opritten en op iedere verdieping een tiental plaatsen. Tussen de hoge randen maneuvreer ik de huurauto de steile oprit op. Vier keer achter elkaar. Zweten; niet mijn hobby, op deze manier parkeren. Met over de betonnen vloer schurende banden plak ik de auto in een nauwe ruimte. Pfff. Opdracht volbracht.
De stad in, waar we het museum van de genoemde kunstenaar bezoeken. Het idee straks weer de garage uit te moeten rijden parkeer ik even, ofschoon ik het niet volledig uit mijn gedachten krijg. Het Picassomuseum hier is minder interessant dan dat in Barcelona. We lopen door diverse zalen, met ook werk van schilders behorend tot de Britse School. In iedere zaal staat een suppoost. Misschien wel de beroepsgroep voor wie de dag het langst duurt, bedenk ik me. De enige stoel in de zaal is voor deze in het zwart gehulde man of vrouw. Het is een vreemdsoortige kruk uit de tijd dat de eerste folders over Arbo-regelgeving nog verspreid moesten worden. Een vrouwelijke suppoost glimlacht naar me als mijn lichaamstaal wat al te duidelijk aangeeft dat abstracte, moderne kunst niet mijn ding is.
We wandelen door deze relaxte stad, waar de aanhoudendheid van bedelaars net iets teveel van je vraagt. Ze zijn bij het brutale af. We hoeven voorlopig nog niet naar de auto-opslag. In een piepkleine kiosk aan de rand van een plein zit een man loterijkaarten te verkopen. Ook iemand die weet hoelang een etmaal duurt en die van mij na sluitingstijd een welverdiend drankje mag gaan nuttigen met de suppoosten.
Een glaasje thee in een Marokkaans theehuis en het is tijd om de garage te betreden. De auto heeft parkeercensoren, die bij het wegrijden weer in de hoogste staat van paraatheid worden gebracht. Een kind met een trapauto heeft het hier al lastig om niet tegen de betonnen randen aan te beuken, laat staan ik. Je hebt geen idee hoe ver je van de kant af zit. Er wacht ons een berg aan administratie op het verhuurbedrijf als het misgaat. Tot vier keer toe klinkt het aanhoudende gepiep van het waarschuwingssysteem in mijn oren als ik de etages van de speelgoedgarage achter me laat. Ik houd de bumpers heel en het Spaanse zonlicht lacht ons toe. We verlaten de havenplaats aan de zuidkust die enkel drie keer de ‘a’ als klinker draagt en rijden over amper bevolkte snelwegen naar het noorden. Dat is dan weer wel een verademing in dit overwegend geordende land, de met Europees geld aangelegde snelwegen leveren niet de aderverstoppingen op die we thuis kennen.
Terug naar de fraai landelijk gelegen B&B Cortijo La Haza, die midden in de ruit van Andalusië ligt. Een aanrader deze plek, wel opletten waar je in de cultuursteden je auto parkeert.