WIE?
Ik woon in Calais. Rustige buurt, dicht bij het strand. Ik liet altijd mijn hond uit in de duinen ten zuidwesten van de stad. Mijn ouders gingen er met onze kinderen heen, in het voorjaar lekker vliegeren. We komen er nooit meer. Niet sinds er Afrikanen zijn neergestreken, op hun kruistocht naar Engeland. Met heimwee kijkt iedereen die ik hier ken naar het verleden. Misschien zeg je: die problemen zijn toch voorbij? Dat is niet waar. Kom maar kijken, als je me niet gelooft. Wellicht moeten we ermee leren leven. Maar diep in mij leeft een vraag. Wordt het nog ooit zoals het was? Wie kan ons helpen?
Ik woon in Bangladesh. Ik ben straatarm. Ik leef van de visserij. Over-stromingen zijn hier aan de orde van de dag. Als de storm zich aankondigt, binden boeren hun geiten hoog in de bomen vast. Bomen die eerdere stormen hebben doorstaan. Ook hun kinderen bieden ze deze bescherming, voordat ze zelf wegvluchten om later terug te keren naar een verdronken land. Nu was ik laatst in de stad, Dhaka, waar een mobiele telefoon je eraan herinnert dat je niet in de middeleeuwen leeft. Op een groot beeldscherm in een winkel zag ik dat er een land in Europa is waar ze met succes de zee hebben weten buiten te houden. Wie kan bij ons het natuurgeweld indammen? Wie kan ons helpen?
Ik woon op het platteland van Groningen. In een huis dat geteisterd wordt door aardbevingen. Vanwege de gasboringen. Mijn kinderen zijn de deur uit. Vertrokken naar de Randstad. Ik loop over het erf van wat eens een kapitale herenboerderij was. Mijn vrouw en ik zijn op leeftijd. We krijgen het niet meer voor elkaar. We zullen het aan de kinderen over moeten laten. Het pand van de hand doen, bedoel ik. Is er nog wel iemand geïnteresseerd in deze streek, vraag ik me af, terwijl een ferme wind vanaf de vroegere akkers in mijn gezicht waait. Of krijgen we Amerikaanse toestanden met uitgestorven dorpjes, waar niemand komt filmen? Man Bijt Hond bestaat immers niet meer. Wie staat mijn kinderen straks bij, als wij er niet meer zijn? Wie kan ons helpen?
Ik woon in Syrië. Als mijn vrouw en ik het afgelopen decennium geen seks hadden gehad, hadden we nu niet een gezin met vier getraumatiseerde kinderen. Mijn vrouw is doof aan haar rechteroor vanwege de aanhoudende bominslagen. Alles ligt in puin. Ik slaap niet. Ik kijk naar mijn slapende kinderen. Ik werk niet. Ik scharrel ons kostje bijeen, als een wolf. Mijn vrouw en ik houden overdag onze tranen binnen, voor de kinderen. Ik weet dat ergens nog een wereld is, zonder oorlog. Mijn broer is daar. Hij steunt ons. Waarom vlucht je niet, vraag je. We zijn te arm om te vluchten. We moeten wachten. Het stadium van om hulp vragen is allang gepasseerd. We hebben ons jaren hees geschreeuwd. Er kwam niemand. Maar voor mijn kinderen doe ik het toch, tegen beter weten in: wie kan ons helpen? Wie?